Scouting in Nederland
De
oorsprong
|
Scouting is
in 1907 ontstaan naar aanleiding van een boekje dat Luitenant Generaal Robert
Stephenson Smith Baden Powell
had geschreven voor opleiding van militairen in het Britse leger. Bij
terugkeer in Engeland bemerkte hij dat Aids
to Scouting, zoals dit boekje heette, gebruikt werd bij de opvoeding van
de jeugd, maar ook dat zij er mee ging spelen. Baden Powell
besloot toen om het boekje te gaan herschrijven en koos als titel Scouting for
Boys. Om zijn ideeën in de praktijk te testen organiseerde hij een
proefkamp. Dit kamp, waaraan 21 jongens (dit in tegenstelling tot hetgeen op de gedenksteen staat) van arm tot rijk
deelnamen, werd gehouden op Brownsea Island van 1 tot 9 augustus 1907. Tijdens dit kamp
bemerkte B.P. (zoals hij inmiddels werd genoemd)
o.a. dat de kleding die de jongens droegen niet bepaald geschikt was voor het
spel dat hij in gedachten had. Er moest dus speciale kleding komen die tegen
een stootje kon en bovendien het verschil tussen de bestaande klassen ophief.
Aanvankelijk
verscheen Scouting for Boys in zes afleveringen en
was bedoeld als spelplan voor bestaande jeugdverenigingen. Er bleek dat dit
idee niet direct opgepakt werd. De jeugd ging op eigen houtje en zonder hulp
van ouderen spontaan patrouilles vormen. Hierop besloot Baden Powell zelf de beweging te gaan begeleiden en zo ontstond
Scouting, een vereniging die uitgroeide tot de grootste jeugdvereniging ter
wereld, oorspronkelijk uitsluitend bedoeld voor jongens van 12 t/m 17 jaar. |
|
Hoe
Scouting naar Nederland kwam
Scoutmaster Bernhard Blythe van de 16th Oxfordgroup had het idee
opgevat om met een aantal jongens in de zomervakantie per fiets een tocht te
maken naar het vaste land. Daartoe had hij contact gelegd met o.a. het
Jongelingen Matrozenkorps Jong Nederland in Rotterdam en journalist Gos de Voogt in Amsterdam. Op
donderdag 4 augustus kwam hij met zes jongens, die door proeven van bekwaamheid
als besten gekozen waren, aan in Rotterdam. Hier werden zij ontvangen door de
leden van het Matrozenkorps, dat de patrouille gastvrijheid zou verlenen. Na
verschillende rondleidingen door Rotterdam en een bezoek aan Den Haag en
Scheveningen vertrokken de scouts op maandag 8 augustus naar Amsterdam, waar
zij ontvangen werden door Gos de Voogt
die daar voor onderdak gezorgd had. Na een verblijf van twee dagen in Amsterdam
vervolgden de Britse Scout hun trektocht door Nederland en België, waarna ze op
17 augustus vanuit Rotterdam naar Oxford vertrokken.
Het bezoek van
de Engelse Scouts was mede aanleiding om in verschillende plaatsen
padvinderstroepen op te richten. Als overkoepelende organisatie werd op 5
januari |
|
|
|
Na vele
besprekingen tussen de NPO en de NPB, die nogal stroef verliepen, werd door
toedoen van Prins Hendrik op 11 december 1915 de ”Vereeniging
De Nederlandsche Padvinders” (NPV) opgericht als
overkoepelende organisatie voor alle Nederlandse Padvinders.
Padvinderstroepen bestonden in de beginperiode alleen uit jongens van 12 t/m
17 jaar, die het “Spel van Verkennen”
speelden. |
Ook meisjes
wilden het padvindersspel spelen. Al vrij snel verschenen in diverse plaatsen
Meisjespadvinders, Padverkensters, Meisjesgezellen,
enz. Net als bij de
jongens bestonden de padvindsterstroepen alleen uit
meisjes in de leeftijd van 12 t/m 17 jaar, die op basis van het “Spel van
Verkennen” het “Padvindstersspel” speelden. In 1912 is in Den
Haag geprobeerd om met de oprichting van de “Eerste Nederlandsche
Meisjesgezellen Vereeniging” (ENMGV) een landelijke
organisatie van de grond te krijgen, hetgeen niet lukte. In sommige steden,
zoals Amsterdam en Amersfoort, waren de meisjes aangesloten bij de NPO. Bij
de NPB accepteerde men geen meisjesgroepen. Toen in 1915 de NPV tot stand
kwam stonden de meisjes weer op straat, omdat de NPV geen meisjestroepen
opnam. Enkele
plaatselijke verenigingen, waaronder Amsterdam, Rotterdam en Leiden, staken
de koppen bij elkaar en zo werd op 31 januari 1916 het “Nederlandsch
Meisjesgilde” (NMG) opgericht. De ENMGV sloot zich hier niet bij aan en bleef
nog enige tijd zelfstandig. In 1933 werd de naam veranderd in “Nederlandsch Padvindstersgilde”
(NPG). |
|
|
|
|
In navolging
van de Cub Scouts in Engeland, werd in Nederland in
1919 gestart met de eerste welpenonderdelen. De leeftijd was aanvankelijk van
9 t/m 11 jaar, later is dit teruggebracht via 8 jaar naar 7 t/m 11 jaar. Het
welpenspel, dat gebaseerd is op The Junglebook van Rudyard Kipling, speelt zich af
in de jungle. Op de Algemeene Leidersvergadering van 30 oktober 1920 werden
de welpen officieel erkend. |
Korte tijd later
kwam er een derde onderdeel bij voor 17 t/m 21 jaar, de voortrekkers. Dit
onderdeel begon als zwervers maar later werd de naam veranderd in
voortrekkers. De benamingen van de drie onderdelen samen werd een groep, die
van de welpen een horde, van de verkenners een troep en van de voortrekkers
een stam. |
|
|
|
|
Ook bij de
meisjes kwamen er nieuwe onderdelen bij; de kabouters 7 t/m 10 jaar en
pioniers van 17 t/m 21 jaar. Het spel van de kabouters speelde zich af in de
wereld van Tommie en Betty en de wijze bruine uil, geschreven door
Julia Horatia Ewing. |
|
|
Tevens kwamen
er in de jaren ’20 de eerste groepen voor meisjes en jongens met een handicap,
de Blauwe Vogel- en B.E.-groepen.
|
|
De katholieke
padvindersgroepen verenigden zich in 1930 tot een katholieke vereniging, de
“Katholieke Verkenners” (KV), die zich aansloot bij de NPV. In 1938 werd het
een zelfstandige vereniging. |
In 1932 werd in
Wassenaar van 2 t/m 12 augustus het Nationaal
Kamp gehouden.
Het kamp,
waaraan ook verschillende buitenlandse groepen deel namen, werd op 3 augustus
door Prins Hendrik geopend. De zeeverkenners hadden hun kamp opgeslagen aan de Kagerplassen. Dit kamp was tevens bedoeld als proefkamp
voor een eventuele jamboree.
Op donderdag 11
augustus bracht Baden Powell een bezoek aan het kamp.
|
|
In dat zelfde
jaar scheidde de ”Padvindersvereeniging Nederland”
(PVN) zich om organisatorische redenen af van de NPV. Om toch te kunnen
deelnemen aan de jamboree zocht de PVN in 1937 weer toenadering tot de NPV,
waarna zij korte tijd later weer in de moederschoot terugkeerde. |
De vijfde Wereldjamboree in 1937 werd door Nederland georganiseerd.
Ruim 28000 scouts uit 54 landen namen deel aan dit kamp, dat gehouden werd op
het landgoed “Huis te Vogelenzang” in Vogelenzang. Het kamp werd geopend door Koningin
Wilhelmina in aanwezigheid van de oprichter van Scouting, Lord Robert Baden Powell of Gilwell. Dit was de
laatste jamboree waarbij hij aanwezig was. |
|
|
|
|
Doordat de Katholieke
Verkenners in 1938 een zelfstandige vereniging werd en er bij de
Wereldorganisatie (WOSM) per land maar één organisatie aangesloten kon zijn,
werd in dat zelfde jaar de Nationale Padvindersraad in het leven geroepen,
die beide verenigingen bij de wereldorganisatie vertegenwoordigde. |
De
oorlogsperiode
Aanvankelijk
kon scouting nog ongestoord zijn gang gaan, zij het dat er niet meer gekampeerd
mocht worden en dat buitenactiviteiten praktisch onmogelijk waren. Al snel bleek
dat het de bedoeling was om alle bestaande jeugdverenigingen op te heffen en
dan samen met de Nationale Jeugdstorm (NJS), de jeugdbeweging van de NSB, één
Nederlandse Jeugdvereniging op te richten. De Nationale Padvindersraad weigerde
hieraan echter iedere medewerking.
Op 2 april
1941 werd de padvinderij door de Duitse bezetter verboden, met als reden dat
het een vijandige organisatie was die vanuit Londen geleid werd. De
hoofdkwartieren werden verzegeld en alle administratie e.d. werd in beslaggenomen
en vernietigd. De groepshuizen werden eveneens verzegeld en later ter
beschikking gesteld van de NJS. Al het voor hen niet bruikbare werd verbrand,
zodat veel verloren is gegaan. Desondanks ging scouting ondergronds toch
door. Er ontstonden ineens verschillende nieuwe clubjes, zoals wandelclubs,
handwerkclubs e.d. Toen direct na de bevrijding overal scouts opdoken en
actief waren, bleek dat scouting niet was verdwenen. |
|
|
|
|
Ook de katholieke
meisjes konden het scoutingspel gaan spelen. Op 4 juli 1945 werd de
“Nederlandse Gidsen Beweging” (NGB) opgericht met kabouters, gidsen en
pioniersters. Enige jaren later werd de naam gewijzigd in “Nederlandse
Gidsen”(NG). De gidsen speelden het
zelfde spel als de padvindsters van het NPG, maar de kabouters hadden een
eigen spel, zij speelden in Het bos van
avontuur. |
In 1946 werden
de Driehoeksmeisjes opgenomen in Scouting en in 1948 volgden de Leger des
Heilsgroepen. De meisjes sloten zich aan bij het NPG en de jongens bij de NPV.
Ter
gelegenheid van veertig jaar verkennen in Nederland hielden de welpen in 1950
een grote Rimboejacht en werd in Terhorne een groot
zeeverkennerskamp gehouden. In Ommen was het
Nationaal Kamp waaraan ook een groot aantal buitenlandse scouts deelnamen. |
|
|
|
|
De KV kreeg er
in 1957 een nieuwe speltak bij, de rowans, bedoeld
voor jongens van 14 – 15 t/m 17 jaar. De NG volgde kort daarna met sherpa’s.
In die zelfde periode experimenteerde de NPV met senior padvinders en bij de
NPG werden de padvindsters opgesplitst in junioren en senioren. |
Het vijftig-jarig jubileum in 1960 werd in Ommen gevierd met
een internationale leid(st)er-bijeenkomst,
“Indaba”, en in Amsterdam vond de manifestatie,
“Jeugd en Bloemen”, door padvindsters en padvinders plaats.
Nadat eerst
de vier verenigingen besloten tot vergaande samenwerking in de Federatie
Scouting Nederland werd later overgegaan tot een fusie. Op 6 januari 1973
werd de vereniging Scouting Nederland opgericht waar alle vier de
verenigingen in opgingen. Omdat de
kabouters van het NPG en de NG ieder een eigen spel speelden, kwam er kort na
de fusie voor alle kabouters één nieuw spel, Bambilië. |
|
|
In navolging
van Canada kwam er in 1985 een speltak voor jongens en meisjes van 5 – 7 jaar: de
Bevers, die speelden in De Wereld
van Lange Doener. Omdat in de groepen steeds meer meisjes en
jongens samen gingen spelen kwam er in 1991 een gemengde speltak voor de
leeftijdsgroep 7 – 11 jaar: de Esta’s die speelden in Het
Land van Esta.
Ook werd er een
nieuw spelaanbod geïntroduceerd voor padvindsters, gidsen en land-, zee- en luchtverkenners, dat de bestaande spelen
verving; Het spelaanbod voor Scouts.
In 2001 kwam
voor de 7 – 11 jarigen voor het waterwerk nog een vierde speltak bij, de
Dolfijnen die op Het Dolfijneneiland
speelden.
|
|
|
|
|
|
Voor de
tweede keer mocht Nederland de Wereldjamboree organiseren. In 1995 vond in de
Flevopolder bij Biddinghuizen
(Gemeente Dronten) de 18e
Wereldjamboree plaats. Op een terrein naast de Flevohof kwamen ongeveer 29000 scouts uit 169 landen bij
elkaar. Op het zelfde
terrein vond in 1994 de Europese Jamboree plaats. Aan dit proefkamp werd niet
alleen door Nederlandse, maar ook door verschillende scouts uit andere
Europese landen, deelgenomen. Tijdens dit kamp konden nog de puntjes op de i
gezet worden om zodoende de Wereldjamboree te doen slagen. In navolging
van Koningin Wilhelmina, die in 1937 de eerste jamboree in Nederland opende,
was het Koningin Beatrix die, in aanwezigheid van de beschermheer van
Scouting Nederland, Prins Claus, op 2 augustus deze jamboree opende. Dit
gebeurde bij een temperatuur van rond de 30 graden, een temperatuur die
praktisch de gehele jamboree zo hoog bleef. Desondanks was het een zeer
geslaagd kamp. |
In 1996 vond er
een reorganisatie plaats met als doel de afstand tussen de groepen en het
landelijk niveau korter te maken. Districten werden samengevoegd en omgevormd
naar regio’s en de gewesten werden opgeheven. Hiervoor in de plaats kwamen
steunpunten om de regio’s te ondersteunen.
“Vrienden van
Scouting”, vanaf 1973 een zelfstandige vereniging, werd in 2004 opgenomen in
de nieuwe speltak “plusscouts”, waarin o.a. ook de interessestammen zijn
ondergebracht. Hierdoor zijn zij ook volwaardig lid van scouting geworden. |
|
|
|
|
Het
jubileumjaar 2010 werd gevierd met een Bever-doe-dag
in Dierenpark Amersfoort, een groots feest voor scouts vanaf 7 jaar in
Utrecht (Scoutrecht) en een jubileumjamboree in Roermond.
Het uniform werd gemoderniseerd en heet nu “Scoutfit”. Ook het spelaanbod
werd herzien. De bevers gaan spelen in het dorp Hotsjietonia, de welpen, kabouters, esta’s en
dolfijnen gaan gezamenlijk, samen met Mowgli
en Shanti, spelen in de Jungle. Voor
iedere leeftijdsgroep wordt vanaf nu slechts één naam gebruikt: 5 – 7 jaar
bevers, 7 – 10 jaar welpen, 10 – 14 jaar scouts, 14 – 17 jaar explorers en 17 – 21 jaar roverscouts. |
Het museum is altijd
geïnteresseerd in "oude" scouting materialen.
Denk je er over om je oude spullen weg te doen, neem dan s.v.p. contact op.