Installatie-insignes

 

 

 

Het installatie-insigne is eigenlijk het oudste en belangrijkste insigne van Scouting,

Het is het eerste insigne dat wordt uitgereikt bij de installatie als lid van Scouting en het is het bewijs dat de persoon die dit draagt aangesloten is bij de wereld organisatie voor jongens, de WOSM (World Organisation of Scouts Movement) of de wereld-organisatie voor meisjes, de WAGGGS (World Association of Girl Guides and Girl Scouts),

 

Nadat in 1910 de Padvinderij in Nederland begon, ontstonden er twee landelijke- en een aantal plaatselijke verenigingen.

 

De NPO (Nederlandsche Padvinders Organisatie) gebruikte de lelie, die ook in de rest van de wereld als symbool van Scouting werd gebruikt, met daaronder een lint met daar in de letters NPO als installatieteken.

De lelie ofwel pijlpunt werd in vroeger tijden op land- en zeekaarten gebruikt om het noorden aan te geven.

 

 

 

De NPB (Nederlandsche Padvinders Bond) had als installatieteken de Nederlandse Leeuw met daaronder een lint met daarin de leus “Plicht Bovenal” De letters P en B stonden voor Padvinders Bond.

 

Eén van de plaatselijke verenigingen was de RPV (Rotterdamsche Padvinders Vereeniging). Het installatie-insigne daarvan bestond uit een anker met daarboven “Trouw”. De O van Trouw vormde tevens de ring van het anker.

Dit was het insigne van de Boy Scouts Vereeniging, waarbij ook de plaatselijke verenigingen uit  Dordrecht, Wageningen en nog enkele andere plaatsen aangesloten waren.

De NPB heeft het insigne later overgenomen en aangevuld met een lauwerkrans.

 

 

 

 

 

Nadat op 11 december 1915, door toedoen van Prins Hendrik, de NPO en de NPB gefuseerd waren tot de NPV, (Nederlandsche Padvinders) kwam er een nieuw installatie-insigne. Een geweven zijden insigne waarin de lelie van de NPO, het internationale Scouts embleem, waaronder een lint met Waakt er, in met de krul naar beneden, zoals bij de NPB, en omgeven met de lauwerkrans van de NPB.

 

Oorspronkelijk werden de installatietekens op de linkermouw gedragen.

 

Op 1 juni 1928 werd een nieuw installatieteken ingevoerd. Een geborduurd insigne op vilten achtergrond, en papieren achterkant. De krul van het lint ging weer omhoog en Waakt werd vervangen door de letters NPV.

 

 

 

 

Tevens ging het insigne van de linker mouw naar de linker borstzak. Dit insigne is niet lang in omloop geweest. Medio 1929 ging het lint er van af en bleef alleen de rode lelie over.

Deze rode lelie is in verschillende uitvoeringen tot de fusie in 1973 als installatieteken, bij zowel de NPV als de KV, in gebruik geweest; bij de landverkenners met een kaki ondergrond en bij het waterwerk met een zwarte ondergrond. De rowans van de KV hadden een groene ondergrond.

 

De welpen hadden vanaf de oprichting in 1920 tot de fusie de wolvenkop als installatieteken.

 

 

 

De religieuze groepen hadden naast het installatie-insigne nog een insigne op de rechter borstzak dat de signatuur aangaf.

 

Christelijke Groepen

 

Leger des Heils Groepen

 

 

 

 

 

Katholieke Groepen             

 

 

 

 

 

De PVN (Padvindersvereeniging Nederland) die zich in 1932 van de NPV afscheidde, had als installatieteken een lichtblauwe lelie, waarvan de onderkant ontbrak, op een blauwe achtergrond.

 

De welpen hadden een witte wolvenkop, een bredere kop als die van de NPV, op eveneens een blauwe achtergrond.

  

 

In verband met de Wereldjamboree in 1937 zocht de PVN weer toenadering tot de NPV en ging er kort daarna daar in op..

 

Kort nadat in 1910 de padvinderij voor jongens was begonnen kwamen er ook plaatselijke meisjes padvindersverenigingen. Zoals onder andere in 1911 de “Leidsche Meisjes Gezellen”, in 1912 de “Rotterdamsche Meisjes Padvinders”, “Amsterdamsche Meisjes Gezellen”, de “Haagsche Speursters”, en de “Amerfoortsche Padvindsters”.

 

In 1912 is in Den Haag  door de oprichting van de “Eerste Nederlandsche Meisjesgezellen Vereeniging” een poging gedaan om tot een landelijke samenwerking te komen, hetgeen niet van de grond kwam.

 

Het heeft nog tot 1916 geduurd eer er een landelijke vereniging kwam. Op 31 januari 1916 werd in Amsterdam het NMG (“Nederlandsch Meisjes Gilde”) opgericht. Het ENMGV wilde zich hier niet bij aansluiten en is nog enige jaren op zichzelf blijven staan.

 

Als embleem werd gekozen voor een achtpuntige ster, de acht punten van de wet, waarboven Wees Bereid.

 

 

Dit werd tevens samen met de padvindstersspeld, een metalen achtpuntige ster met daaronder een lint met het woord padvindster, het installatie-insigne.

 

Deze metalen speld werd in 1931 vervangen door een geëmailleerd klaverblad, waarin een achtpuntige ster en in de bladen de letters NMG. Onder het klaverblad een lint met daarin Wees Bereid.

Het stoffen insigne werd op de linkermouw, tussen elleboog en schouder, gedragen en de speld op de knoop van de das.

 

 

Toen in 1933 de naam van het NMG veranderd werd in NPG (Nederlands Padvindsters Gilde) werden de letters NMG vervangen door NPG. Nadat in 1936 op de internationale wet werd overgegaan en de wet van acht naar tien punten ging, werden de ster in het insigne en op de speld ook aangepast. In plaats van een achtpuntige werd het een tienpuntige ster.

 

 

 

In de jaren vijftig werd het uniform gemoderniseerd. De padvindsters kregen een lichtblauwe blouse en een donkerblauwe rok en de speld werd vervangen door een dasring. Het insigne verdween van de mouw, waardoor de dasring het enige installatie-insigne was. Deze dasring werd gedragen boven de knoop van de das

 

 

Vanaf het ontstaan van de kabouters tot de fusie in 1973 werd bij het NMG en de NPG een metalen speld, voorstellende een dansende kabouter, als installatieteken gebruikt. Dit insigne werd evenals bij de padvindsters op de knoop van de das gedragen. Ook bij de kabouters werd eind jaren vijftig de speld vervangen door een dasring.

 

 

 

Pioniers van het NPG evenals de pioniersters van de NGB kregen bij hun installatie het “kleine vlaminsigne”, een rode vlam op een donkerblauwe achtergrond.

 

De gidsen van de NGB, dat in 1946 ontstond, droegen als installatieteken op de rechter borstzak van de jurk een geel andreaskruis met een blauw klaverblad op een donkerblauwe ondergrond

 

 

 

Toen ook de gidsen in de jaren vijftig overgingen op het nieuwe uniform verdween het stoffen installatieteken en daarvoor in de plaats kwam een geëmailleerd metalen insigne, dat op de linker borstklep werd gedragen.

 

Voor de kabouters van de NGB was er als installatieteken een geel andreaskruis met een geel zonnetje op een blauw rondje, op een bruine achtergrond. Dit insigne werd ook op de rechterkant van het uniform gedragen.

 

 

Ook voor de kabouters kwam er in de jaren vijftig een nieuw geëmailleerd insigne.

 

Nadat in 1973 de vier verenigingen gefuseerd waren tot Scouting Nederland was er nog niet direct een nieuw installatieteken. Veel groepen gingen toen over op het internationale scoutinginsigne, de witte lelie omgeven door een wit koord eindigende in een platte knoop op een paarse achtergrond.

 

Na korte tijd kwam ook voor Scouting Nederland een nieuw installatie-insigne. Het werd een combinatie van een paarse lelie en een geel klaverblad, de internationale scoutingemblemen van de jongens en de meisjes, omgeven door een paars koord met een platte knoop op een witte achtergrond. De twee vijfpuntige sterren in de lelie geven de tien punten van de wet aan.

 

 


Het museum is altijd geïnteresseerd in "oude" scouting materialen.
Denk je er over om je oude spullen weg te doen,  neem dan s.v.p. contact op.